DE GESCHIEDENIS VAN DE ACHTERNAMEN
De
officiële vastlegging van achternamen, die inhield dat het hebben van een
achternaam verplicht werd, kwam met de invoering van de burgerlijke stand.
In
Zuid Nederland was men daar eerder mee dan het Noorden.
In
België, Zeeuws-Vlaanderen en een deel van Limburg werd de burgerlijke stand
tussen 1790 en 1800 ingevoerd.
In
het Noordelijk gedeelte van Nederland was dat in 1811.
Namen
werden genoteerd middels de “Verhandeling over de Nederduitse speling ter
bevordering van eenparigheid in dezelve” van Matthijs Siegenbeek uit
1804.
De
eerste oproep in de noordelijke Nederlanden om een achternaam aan te nemen was
op 11 augustus 1811.
Dit
hield in dat een ieder binnen een jaar een vaste achternaam diende aan te
nemen.
Daarvoor
moest men naar het gemeentehuis alwaar een verklaring werd opgenomen.
Onder
de mensen die in 1811 naar het gemeentehuis togen waren er een groot aantal
bij die het aannemen van een achternaam niet al te serieus namen en een rare
achternaam kozen.
Men
was van mening dat het dragen van een vaste achternaam wel weer afgeschaft zou
worden als er een einde zou komen aan de Franse overheersing.
Men
stond destijds nog onder gezag van de Franse keizer Napoleon.
Vanuit
de wachtkamer op het gemeentehuis steeg regelmatig een daverend gelach op als
iemand het weer eens bont gemaakt had.
Namen
als: Simon Boterkop, Kees Platvoet, Auke Armoedzaaier en Karst Schijthuis
werden opgegeven. Niets was te gek.
Gelukkig
werden dergelijke namen door de dienstdoende klerken veelal geweigerd.
Omdat
een jaar na 11 augustus 1811 nog lang niet iedereen gehoor had gegeven aan de
oproep tot het vastleggen van een vaste achternaam volgde op 17 mei 1813 een
nieuw decreet, met als uiterste termijn 1 januari 1814.
Ook
aan dit decreet werd niet massaal gehoor gegeven en er volgde een derde oproep
op 8 november 1825 met een termijn van 6 maanden waarbij een boete in het
vooruitzicht gesteld voor een ieder die aan deze oproep geen gehoor had
gegeven.
Dit
hielp. In 1826 had vrijwel iedereen een achternaam zodat begin 1826 op de
vraag,”Wat is uw Van? (Van is Frans voor achternaam) nagenoeg niemand meer
hoefde te antwoorden,”Ik ben zonder Van”.
Zondervan,.... een naam die heden ten dage nog in Nederland voorkomt.
Variatie
in achternaamgeving
Achternamen
zijn in zes verschillende groepen te verdelen.
relatienamen
en
Dit
zijn namen die zijn afgeleid van voornamen.
Adriaans
komt van Adriaan, Klaassen van Klaas en Wesseling van Wessel.
Op
het moment dat er nog geen verplichting was tot het aannemen van een vaste
achternaam was deze wijze van naamgeving veel gebruikt.
Herkomstnamen
bevatten de naam van een specifieke aanwijsbare plaats, rivier, beek of
locatie.
Zoals
reeds eerder werd aangegeven is de naam VERMEIJ dus een herkomstnaam, die aan
geeft dat de aangever kennelijk op nogal wat afstand van een meierij woonde.
Dergelijke
namen werden veel gebruikt door personen die leefden van de landbouw.
Namen
als Terpstra, iemand die woonde op een terp, Boomgaard iemand die in of in de
nabijheid van een boomgaard leefde of Vermeulen, iemand die in de nabijheid
van een molen woonde en De Vries ( de Fries) iemand die uit Friesland kwam),
komen nog veel voor.
Dat
veel achternamen afkomstig zijn van beroepen is makkelijk verklaarbaar.
Men
leefde in die tijd in kleine gehuchtjes of gemeenschappen en iemand die een
bepaald beroep uitoefende nam dus alras die naam aan.
Jantje
SMIT, Cornelis BAKKER of Hendrik HUISMAN (Huisman is de oude benaming voor een
boer) of Krelis PAARDENKOPER.
Eigenschapsnamen
zijn namen die zijn afgeleid van bepaalde kenmerken van een persoon.
Had
iemand opvallende krullen dat kreeg hij de achternaam KRUL of KROL. Was iemand
opvallend lang dan was de naam DE GROOT voor hem of haar bedoeld.
Veel van deze oorspronkelijke bijnamen zijn later vaste achternamen geworden omdat men de betreffende persoon toch al aan zijn bijnaam herkende.
Relatienamen
zijn namen waarin familiebanden, vriendschapsaanduidingen of maatschappelijke
verhouding tot uitdrukking komen.
GEBOERS
of NABUUR betekent “buren”.
OVERMANS
of PRINS verwezen naar het gildenwezen.
Hiervan
zijn er zeer veel in Nederland.
DE
VOS, DE BEVER, DE BIE (de bij) DE HAAN en DE LEEUW.
Aangenomen
door mensen die zich op een of andere wijze verbonden voelde met de dieren.